Inhoudsopgave

De vijf stappen naar de ATEX 153-richtlijn

De ATEX 153 is vanaf 1 juli 2003 van kracht. Deze richtlijn eist van bedrijven dat zij vóór 1 juli 2003 een explosieveiligheidsdocument (laten) opstellen. In dat document legt een bedrijf vast wat de risico’s en risicogebieden zijn op het gebied van explosiegevaar. Om een indruk te krijgen aan de eisen van het explosieveiligheidsdocument, is er een stappenplan voor gemaakt. Dit stappenplan legt eenvoudig de belangrijkste eisen van de nieuwe richtlijn uit. Het document moet daarnaast beschrijven welke maatregelen moeten worden genomen om die risico’s uit te sluiten of te reduceren.

Het doorlopen van het atex vijf stappenplan resulteert in een explosieveiligheidsdocument conform ATEX 153. De vijf stappen zijn:

  1. Een beoordeling ter plaatsen (op het bedrijf) om vast te stellen of
    er sprake is voor de gevarenzone-indelingsplicht;
  2. Gevarenzone-indeling;
  3. Identificatie van ontstekingsbronnen op basis van de gevarenzone-indeling;
  4. Uitwerken van de technische maatregelen op basis van de gevarenzone-indeling;
  5. Uitwerken van de organisatorische maatregelen op basis van de gevarenzone-indeling.

Met het document begint voor een bedrijf een vervolgtraject dat loopt tot 1 juli 2006. Het vervolgtraject is bedoeld om de veranderingen door te voeren die nodig zijn om aan ATEX 153 te voldoen. Het gaat dan onder andere om de indeling van de werkvloer in gevarenzones, om het opstellen van gedragsprotocollen en het vervangen van bestaande apparatuur door apparatuur met een ATEX 153 certificatie.

Voor een bedrijf of project in aanbouw, dat ná 1 juli 2003 in gebruik wordt genomen, is een explosieveiligheidsdocument vereist. Nieuwe installaties die voor de ingebruikneming worden ingekocht, moeten voorzien zijn van een ATEX 114 certificatie en bedrijven moeten voldoen aan ATEX 153.

Stap 1 : Verplichtingen beoordeling werkgever

Allereerst stelt een bedrijf vast welke brandbare producten het in huis heeft en in welke aantallen of hoeveelheden. Voor vaste stoffen gaat het om minimale ontstekingstemperatuur, minimale ontstekingsenergie en stuifgetal. Daarna volgt een Risico-Inventarisatie & Evaluatie (RI&E), waarin wordt vastgelegd waar zich in het bedrijf de explosieve atmosferen bevinden en wat de eventuele gevolgen daarvan zijn.

Daarnaast schrijft de ATEX 153-richtlijn de werkgever een aantal
verplichtingen voor, zoals:

  • Preventie en bescherming tegen explosies;
  • Beoordeling van explosierisico’s (in een veiligheidsdocument);
  • Toepassing van geschikte (gecertificeerde) apparatuur en beveiligingssystemen aan de hand van de gevarenzone-indeling.

De werkgever dient de specifieke risico’s die voortkomen uit explosieve atmosferen te beoordelen, daarbij tenminste rekening houdend met: de waarschijnlijkheid van het voorkomen en het voortduren van de explosieve atmosferen.

Stap 2 : Gevarenzone indeling

Naast de ATEX 95 (vanaf 2016 ATEX 114) trad op 1 juli 2003 ook de richtlijn 99/92/EG ofwel ATEX 137 in werking (tegenwoordig is dit de ATEX 153). Deze richtlijn omvat de minimumvoorschriften voor de bescherming van de gezondheid en veiligheid van werknemers in een explosiegevaarlijke omgeving. De richtlijn is opgenomen in de Arbo-wet,
zodat iedere werkgever verplicht is zijn onderneming te onderzoeken op de aanwezigheid van explosierisico’s. Als zo’n risico bestaat, moeten maatregelen worden genomen. ATEX 153 onderscheidt hierbij drie gevarenzones (voor stofexplosies)

  • Zone 20 Een plaats waar een explosieve atmosfeer, bestaande uit een wolk brandbaar stof in lucht, voortdurend, gedurende lange perioden of herhaaldelijk aanwezig is.
  • Zone 21 Een plaats waar een explosieve atmosfeer, bestaande uit een wolk brandbaar stof in lucht, in normaal bedrijf af en toe aanwezig kan zijn.
  • Zone 22 Een plaats waar de aanwezigheid van een explosieve atmosfeer, in de vorm van een wolk brandbaar stof in lucht, bij normaal bedrijf niet waarschijnlijk is en wanneer dit toch gebeurt, het verschijnsel van korte duur is.

Bij het vaststellen van de zones kan gebruik worden gemaakt van externe deskundigheid maar de werkgever blijft eindverantwoordelijk. Afhankelijk van de zone mogen bepaalde categorieën apparatuur worden toegepast. Een bedrijf dat wil weten of een apparaat of werkplek in aanmerking komt voor een zoneklasse, moet vier dingen uitzoeken:

  • Brandbaarheid van een stof;
  • Hoeveelheid gevaarlijke stof;
  • Duur waarmee de stof vrij kan komen bij het apparaat en in welke hoeveelheden;
  • Ventilatiecondities bij een apparaat.

Er zijn verschillende voorbeelden van Flow-diagrams voor zone indeling te vinden  in de bijlage van de NEN 7910-2 . Op basis hiervan bepaalt een bedrijf of en welke zoneklasse moet worden toegekend aan een werkplek of apparaat en wat de afmetingen zijn van de gevarenzones. Op dat moment kan een bedrijf ook direct bepalen of de eigen apparatuur voldoet aan de ATEX 114 of niet.

Geen enkel bedrijf is gelukkig met een gevarenzone-indeling die het werken onmogelijk maakt, omdat delen van de werkplek ontoegankelijk of beperkt toegankelijk zijn. Voor Technische Dienst en voor operators is het van belang dat gevarenzones klein worden gehouden. Ook financieel is
dat interessant. Elk apparaat dat in een zone staat krijgt een classificatie (stappenplan ATEX 114) mee. Dit maakt een apparaat automatisch duurder. Bij kleinere zones, hoeft minder dure apparatuur aangeschaft te worden. Een bedrijf kan wel degelijk sturen in aantal en omvang van de gevarenzones. Een bedrijf kan ook invloed uitoefenen op toewijzing en omvang van zones door bijvoorbeeld de ventilatie te verbeteren, de leidingloop te veranderen, of gelaste verbindingen te gebruiken in plaats van flenzen. De opties voor sturing zijn per situatie anders, maar de mogelijkheden zijn zeer groot.

  • zone 20 Permanent aanwezig (gedurende lange periodes)
  • zone 21 Waarschijnlijk niet aanwezig (normaal gebruik)
  • zone 22 Bij gelegenheid aanwezig (voor kortere periodes – nooit bij normaal gebruik)

In vergelijking met de zone-indeling tot 1 juli 2003 is zone 20 vergelijkbaar met zone Z, zone 21 met zone Y en is zone 22 een nieuw te introduceren zone. Ter vergelijking: voor gasexplosies worden de zones 0, 1 en 2 geïntroduceerd. In Nederland wordt hiervoor de NPR-7910-2
gebruikt (de Nationale Praktijk Richtlijn 7910, deel 2 voor stofexplosies, deel 1 voor gasexplosies).

Voor gevarenzone-indeling kan men richtlijnen vinden in de EN1127-1 maar ook in de leidraad ATEX 153 “Bescherming van personeel in mogelijkerwijs explosiegevaarlijke atmosferen” en in de ATEX 114 leidraad 2014/34/eu  “Apparatuur en productiesystemen voor gebruik in mogelijkerwijs explosiegevaarlijke atmosferen”.  In de  EN 60079-10 reeks genoemd worden ook diverse adviezen gegeven. Er moet echter op gewezen worden dat er nog steeds geen algemene overeenstemming bestaat over de definities van de gevarenzoneklassen.

Stap 3 : Identificatie van ontstekingsbronnen

In de derde stap wordt door een gevarenanalyse vastgesteld op welke  plaatsen in het proces explosiegevaren aanwezig kunnen zijn. In de risicobeoordeling van het explosieveiligheidsdocument zijn alle gevaren geïdentificeerd en ondergebracht in risicocategorieën. In deindelingsrapportage zijn de zones met hun klasse en afmetingen bepaald (voor de officiële afmetingen zie NEN 7910-2). In stap vier en vijf worden technische en organisatorische maatregelen behandeld, deze zijn opgesteld om de explosie veiligheid van de installaties te verhogen. De maatregelen zijn bedoeld om de klasse van een zone te verlagen, om risico’s te verlagen of zijn het gevolg van verplichtingen uit de ATEX 153 richtlijn. Om duidelijk weer te geven waar nodig is om aanpassingen te doen zijn er standaard tabellen. Een voorbeeld ziet u in Leidraad 153 99/92/EG .

Aan iedere maatregel wordt een factor toegekend die rekening houdt met het aantal risico’s dat wordt beïnvloed door de maatregel, de categorie van deze risico’s en het effect op de zonering van de maatregel. Op deze wijze wordt helder waar de prioriteiten moeten worden gelegd om als eerste die maatregelen door te voeren die het meeste effect hebben op de explosieveiligheid van de installaties. Door de geprioriteerde maatregelen te begroten en uit te spreiden over een bepaalde periode ontstaat een veilig en financieel verantwoord stappenplan om tijdig te voldoen aan de ATEX 153 richtlijn.

Stap 4 : Uitwerken van de technische maatregelen

Stap vier en vijf gaan over het uitwerken van de technische en organisatorische maatregelen op basis van de gevarenzone-indeling. In stap vier maakt een bedrijf een Plan van Aanpak waarin het vastlegt welke technische maatregelen nodig zijn om de werkvloer in te richten conform ATEX 153.

In sommige gevallen volstaan geringe ingrepen tegen beperkte kosten, zoals het optrekken van een muurtje, het aanpassen of vernieuwen van de afzuiging. Werkplaats apparatuur (bijvoorbeeld: meet apparatuur, bedieningspanelen, gereedschap) inclusief waarschuwingsapparatuur, dienen te worden ontworpen, gebruikt en onderhouden met de hoogste graad van veiligheid.

De documentatie moet altijd bijgewerkt (uitbreidingen of veranderingen aan de werkplaats, apparatuur of de wijze van uitvoering van werk) en beschikbaar zijn.

Aan de andere kant: de ATEX 153 is een minimale richtlijn. Minder doen dan de richtlijn voorschrijft is er niet bij. Hooguit is er een grijs gebied voor interpretatieverschillen en ruimte voor discussie. Maar de arbeidsinspectie heeft daarin het laatste woord. De insteek van de arbeidsinspectie is de veiligheid van de werkplek. Economische afwegingen mogen best een rol spelen, maar een bedrijf moet dat tegenover de arbeidsinspectie altijd kunnen onderbouwen met juiste argumenten.

Stap 5 : Uitwerken van de organisatorische maatregelen

Het explosieveiligheidsdocument vraagt van een bedrijf niet alleen technische maar ook organisatorische maatregelen. Onder organisatorische maatregelen vallen uiteenlopende zaken. Een bedrijf moet bijvoorbeeld nagaan of het verplicht is vonkvrij gereedschap te gebruiken, of duidelijke procedures in te stellen ten aanzien van het gebruik van heftrucks. Ook de coördinatieverplichting valt onder de organisatorische maatregelen. Onderaannemers die werk verrichten op het terrein van een bedrijf, horen door dat bedrijf goed te worden geïnformeerd over de wijze waarop het werk moet worden uitgevoerd.
Daarnaast verplicht de ATEX 137-richtlijn bedrijven tot het inwerken van het eigen personeel en tot controle op de naleving van deze werkinstructies. In geval van een explosie is het bijvoorbeeld voor een verzekeraar van belang om te weten of een bedrijf de eigen regels die zijn opgesteld in het explosieveiligheidsdocument naleeft op het gebied van de van werkinstructies. Zo niet, dan zou dat bij een ongeval tot problemen met de verzekeraar kunnen leiden.

Een bedrijf rondt het explosieveiligheidsdocument af met een gehele RI&E (risico inventaris en evaluatie), waarin een inschatting moet worden gemaakt van de waarschijnlijkheid van een explosie en de omvang van de gevolgen ervan. Vervolgens bepaalt een bedrijf waar de prioriteiten liggen als het gaat om explosiegevaar en veiligheid op de werkvloer, en waar het zich als eerste op gaat richten bij het realiseren van een betere veiligheid van de werkomgeving.

Wilt u op de hoogte blijven van ons laatste nieuws? Schrijf u hiernaast dan in voor onze nieuwsbrief